Translate

woensdag 22 augustus 2012

Stigmata ter discussie art. van Rob Steinbuch


1
Stigmata ter discussie
Rob Steinbuch, 22 augustus 2012
Inleiding
Deze notitie is bedoeld als achtergrondinformatie voor de openbare gespreksbijeenkomst over ‘Stigmata’, die op zaterdag 13 oktober zal worden gehouden.
Op die bijeenkomst komen de volgende onderwerpen aan de orde:
- De balans na acht jaren; het werk van Judith von Halle.
- Stigmata in het licht van de religiewetenschappen.
- Stigmata in het licht van de antroposofie.
- Het toekomstperspectief.
De reden voor deze bijeenkomst is de behoefte die bestaat om over het onderwerp ‘Stigmata’ een onderling gesprek te voeren. Sinds de gebeurtenissen die tijdens de Goede Week van 2004 in Berlijn plaatsvonden heeft dit thema ook binnen de antroposofische gemeenschap meer belangstelling gekregen. Rond dit thema is een aantal vragen ontstaan:
- Hoe staan wij vanuit de antroposofie tegenover stigmata als verschijnsel?
- Hoe gaan wij om met het werk van Judith von Halle?
- Welke betekenis heeft dit laatste voor de antroposofie?
- En welke andere vragen de deelnemers daaraan hebben toe te voegen…
De balans na acht jaren.
Judith von Halle werd in 1972 in Berlijn geboren. Zij studeerde architectuur en heeft ook als architecte gewerkt. Reeds als kind was zij sterk met Christus verbonden. In 1997 maakte zij kennis met de antroposofie. Zij ging part-time werken op het Bureau van de Antroposofische Vereniging in Berlijn en van 2001 tot 2003 hield zij voordrachten in het Rudolf Steiner Haus in Berlijn over het esoterisch jodendom en over de Apocalypse van Johannes.
In de Goede Week van 2004 trad bij haar stigmatavorming op en vanaf die tijd kan zij geen voedsel verdragen. Zij houdt voordrachten en schrijft boeken. Van deze laatste is een overzicht gegeven in de bijlage bij deze notitie.
In het eerste deel van haar eerste boek “Und wäre Er nicht auferstanden…“ wordt ingegaan op haar ervaringen en op de onomkeerbare en zeer wezenlijke veranderingen in haar constitutie tijdens en na de stigmatisatie (lit. 1 pag. 11 – 62). Verder bevat dit boek de teksten van de voordrachten die door Judith von Halle, in samenwerking met Peter Tradowsky, op 10 oktober, 7 november en 12 december 2004 en op 30 januari, 6 maart, 10 april en 14 mei 2005 in Berlijn zijn gehouden. De uitgave van de Nederlandse vertaling van dit boek is in voorbereiding.
Men kan dit boek beschouwen als een fundament voor verdere publicaties.
Haar lezingen en publicaties hebben vooral – maar niet uitsluitend – betrekking op de christologie, waarbij zij aansluit bij het werk van Rudolf Steiner op dit gebied. Evenals dit bij andere gestigmatiseerden het geval is kan Judith von Halle in de brede zin van het woord ‘schouwen’ in het gebeuren rond het leven van Jezus. Zij spreekt in dat verband van
‘tijdreizen’.
Zij heeft tot op heden 17 boeken geschreven, die in de bijlage bij deze notitie zijn vermeld. Daarvan zijn er 10 aangemerkt met een Romeins cijfer en aangeduid als “Beiträge zum Verständnis des Christus-Ereignisses”. Deze boeken bevatten gegevens die van haar tijdreizen afkomstig zijn.
2
Wolfgang Garvelmann (†) heeft in zijn boek “Sie sehen Christus – Erlebnisberichte von der Passionszeit und der Auferstehung Christi, usw. “ hiervan een vergelijking gemaakt met de berichten over de visioenen die Anna Katharina Emmerich en Therese Neumann hebben gehad over de gebeurtenissen ten tijde van het leven van Jezus (lit. 2).
Judith en haar echtgenoot Carl-August von Halle wonen in Berlijn, maar verblijven ook vaak in Dornach.
Judith von Halle was voor het eerst op 12 en 13 juni 2010 in Nederland. Zij hield toen in Zeist een voordracht in het Duits over “De etherische Christus en de kleine koepelzaal van het eerste Goetheanum”.
Op 24 en 25 maart 2012 was zij opnieuw in ons land. Daarbij waren onderwerpen aan de orde die verband houden met de christologie van Rudolf Steiner.
De stigmatisatie van Judith von Halle in 2004 leidde in Duitsland tot de nodige commotie binnen de Antroposofische Vereniging in Duitsland (AGiD). Veel leden stonden er positief tegenover, maar het bestuur kon dit gebeuren niet aanvaarden. In de officiële verklaring die dit bestuur liet opnemen in het Duitse mededelingenblad voor leden, de zgn. “Mitteilungen”, van september 2005 (pag. 3) nam het bestuur principieel afstand van stigmatisatie, die zij aanduidde ‘als in strijd met de antroposofie’.
Hierdoor werd het verder werken door Judith von Halle binnen de Duitse antroposofische vereniging feitelijk onmogelijk gemaakt. Daarom werd door een aantal – vooral Duitse en Zwitserse – leden in het voorjaar van 2006 een ‘vereniging op zakelijke grondslag’ opgericht, die rechtstreeks binnen de internationale koepel, de ‘Allgemeine Anthroposophische Gesellschaft (AAG)’ kon funktioneren. Deze vereniging kreeg de naam ‘Freie Vereinigung für Anthroposophie’. Deze vereniging zorgde ervoor dat Judith voordrachten kon blijven houden.
De ledenvergadering van AGiD besloot tot een nader onderzoek en benoemde in 2006 een ‘Urteils Findungs Kommission’. Deze bracht in 2008 verslag uit. Daarbij werd aangedrongen op herstel van het contact door het bestuur met Judith von Halle. Hierover is overleg gaande.
Intussen was Judith von Halle ook enkele malen uitgenodigd voor het geven van voordrachten in het Goetheanum in Dornach. Daarbij was de grote zaal tot de nok toe vol. Daarnaast schreef zij artikelen in het Wochenschrift, het door de AAG uitgegeven weekblad.
Ook het bestuur van de AAG had echter grote problemen met het stigmata gebeuren.
Sergej O. Prokofieff publiceerde in 2008 het boek “Das Mysterium der Auferstehung im Lichte der Anthroposophie“. Hij voorzag dit boek van een bijlage waarin hij zich zeer negatief over stigmatisatie als zodanig uitsprak (lit. 3).
Peter Tradowsky reageerde zeer snel via een boek op deze kritiek (lit. 4).
Naar aanleiding van het verzoek van een aantal leden van de AAG om een standpuntbepaling van het gehele bestuur van de AAG verklaarde dit bestuur in een brief van 28 oktober 2010 aan enkele leden van de AAG, dat het gehele bestuur het afwijzende standpunt van Sergej Prokofieff in deze zaak deelde (lit. 5).
Sinds die tijd wordt Judith von Halle ook niet meer uitgenodigd om in het Goetheanum een voordracht te houden of een bijdrage leveren voor het Wochenschrift. Ook worden in het Wochenschrift haar boeken niet meer besproken.
Onlangs bracht Sergej Prokofieff een boek uit, waarin hij in de bijlage opnieuw inging op het stigmata gebeuren (lit. 6). Zijn standpunt blijkt daarbij niet te zijn gewijzigd.
3
Het is opmerkelijk dat noch het bestuur van de AGiD, noch dat van de AAG bij hun standpuntbepaling verwezen hebben naar de uitspraken die Rudolf Steiner over stigmata heeft gedaan. Over deze uitspraken is in 2011 een notitie geschreven, die ook in het Duits en Engels is vertaald en die naar alle belanghebbenden is toegestuurd (lit. 7).
Stigmata in het licht van de religiewetenschappen.
Stigmatisatie komt in West Europa sinds de 13e eeuw voor. Naar schatting hebben ca. 350 personen tijdens hun leven de ‘wondtekens van Christus’ gedragen.
Beschrijvingen, analyses en een namenlijst (per eeuw) kan men b.v. vinden in lit. 8 en 9.
Ook zijn veel betrouwbare gegevens te vinden in encyclopedieën – zoals b.v. de Encyclopedia Brittanica en Wikipedia.
Vanaf het begin komen bij de namenlijsten ook personen voor uit de Lage Landen. Het meest recente voorbeeld van een gestigmatiseerde persoon uit Nederland is Dora Visser, die van 1819 tot 1876 leefde. Zij kreeg de stigmata in 1843. Verwacht wordt dat in 2014 haar zaligverklaring zal plaats vinden.
Vermoedelijk zijn er op dit ogenblik ongeveer 25 personen met stigmata.
De belangstelling voor dit onderwerp neemt toe. Men mag aannemen dat dit vooral verband houdt met de opkomst van de ‘nieuwe spiritualiteit’. Er verschijnen sinds een tiental jaren ook meer publicaties op dit gebied, inclusief publicaties waarin het mogelijk bovennatuurlijk karakter ervan ten principale wordt afgewezen.
Het optreden van stigmata gaat meestal gepaard met andere ingrijpende veranderingen in de constitutie. Op het vlak van moraliteit en gedrag is er bij de betrokken persoon sprake van een ‘metanoia’. De persoon schenkt zichzelf daarbij voortdurend weg. Men gaat functioneren als een levende bron, waaruit spirituele en sociale impulsen – in hun onderlinge samenhang – stromen. Deze hebben op de omgeving een zeer positieve invloed – mits die omgeving er verstandig mee omgaat.
Algemeen wordt aangenomen dat stigmatisatie te maken heeft met de diepst mogelijk mystieke vereniging van een mens met Christus. Deze mystieke vereniging is voor iedereen tot op zekere hoogte (diepte) mogelijk, maar bij de uitzonderlijke situatie, waarbij stigmatisatie kan optreden, is er toch iets heel bijzonders aan de hand. Er is dan als het ware sprake van een uitnodiging aan de betrokkene, waarbij deze in vrijheid om een ja-woord wordt gevraagd.
Men kan stigmatisatie dus niet op eigen initiatief tot stand laten komen.
De biografie van Adrienne von Speyr (1902 – 1967) is daar een voorbeeld van. Zij had een bloeiende artsenpraktijk in Basel, was gehuwd en had twee stiefkinderen. Daarnaast was zij diep religieus. In het voorjaar van 1941 kreeg zij een engelervaring. Haar Bezoeker vertelde dat “het binnenkort zou beginnen”, mits zij haar ja-woord wilde geven. Vervolgens maakte zij wekelijks tussen vrijdag en zondag ervaringen door die veel overeenkomst vertonen met hetgeen Judith von Halle in lit. 1 rapporteert. In juli 1942 trad de uiterlijke stigmatisatie op. Haar verdere leven zou men exemplarisch kunnen noemen voor dat van een stigmatiseerde in de huidige tijd. Zij probeerde haar artsenpraktijk zoveel mogelijk voort te zetten, maar er kwam zo veel nieuw werk op haar af! Zij schreef het ene boek na het andere (er zijn er inmiddels 50 uitgegeven), organiseerde bijeenkomsten voor religieuze verdieping en stichtte daartoe een eigen instituut. Maar bovenal stond zij altijd voor anderen klaar (lit. 8, pag. 7 – 10).
4
Het stigmatisatieproces wordt meestal aangeduid als ‘mysterie’. Bij stigmatisatie treden onomkeerbare, zeer wezenlijke veranderingen in de menselijke constitutie op, die menskundig (medisch en psychologisch) niet verklaarbaar zijn. Zij kunnen alleen het resultaat zijn van een ingreep van een ‘onzichtbare wereld’. Een verklaring is daarmee niet gegeven, maar wel de richting waarin wij moeten zoeken wanneer wij proberen om inzicht te krijgen in het gebeuren, en in de zin ervan.
Er kunnen daarbij uiterlijke verschijnselen optreden, zoals:
- Het optreden van de eigenlijke stigmata, ofwel open wonden aan beide zijden van handen en voeten en in de rechterzijde van het lichaam. Soms zijn er ook wonden rond het hoofd (doornenkroon) of op de borst. Het komt voor dat er eerst rode vlekken op enkele van deze plaatsen verschijnen. Die kunnen weer verdwijnen.
- Het niet kunnen verdragen van voedsel; soms met uitzondering van de geconsacreerde hostie.
- Een sterke vergroting van de werkingssfeer van het waarnemingsvermogen, waardoor de betrokkene in staat is om op grote afstand nauwkeurige waarnemingen te doen. Terugwaartse of voorwaartse helderziendheid komt ook voor.
- Dit geldt in bijzondere mate voor de gebeurtenissen tijdens het leven van Jezus. Deze maakt men als het ware als tijdgenoot mee.
Niet alle in de literatuur beschreven verschijnselen hoeven voor te komen!
Ook op het gebied van de zielenkwaliteiten kunnen ingrijpende veranderingen optreden. Zo kan men de indrukken over gebeurtenissen tijdens het leven van Jezus worden verwerkt tot een helder, samenhangend getuigenverslag.
Er is meestal sprake van een positieve karakterontwikkeling, waarbij de eigen persoonlijkheid krachtiger en rijker wordt. Gestigmatiseerden zijn allerminst zombies!
Soms is men in staat tot het doen van uitspraken die ver reiken boven het oorspronkelijke niveau van de eigen capaciteiten en vaardigheden. Men is in staat om zeer diepzinnige gesprekken te voeren, of geschriften van een uitzonderlijke kwaliteit te produceren.
Men zal steeds proberen om waar mogelijk de medemens in nood te helpen.
Zoals hierboven reeds is opgemerkt is de houding van de omgeving van groot belang.
Er is vaak sprake van fysieke pijn en van grote emotionele spanningen. Dat vraagt van de omgeving om zorgzaamheid en terughouding. Men wil het stigmatisatieproces meestal in uiterste intimiteit doormaken en heeft doorgaans dan ook geen behoefte aan welke publiciteit dan ook. Dat geldt in het bijzonder tijdens de perioden van diepe meditatie, die vaak tussen vrijdagmiddag en zaterdag of zondag liggen. Sensatiejagerij of overdreven bewondering door de omgeving is uit den boze. Het geven van ’opdrachten’ aan mystici kan leiden tot frustraties: mystiek laat zich niet dwingen!
Besturen van instituties willen vaak graag ’alles onder controle’ hebben, en dat is hier niet aan de orde! Ook dat blijkt een bron van fricties te zijn.
De financiële kant is een aparte zaak. De betrokkene wil niets ‘verdienen’, want men deelt immers uit wat men geschonken heeft gekregen. Maar men moet wel in leven blijven, moet zich kleden, moet wonen en reizen, enz.
Zoals in het gehele stigmatisatieproces de vrijheid een wezenlijke rol speelt zo moet ook de relatie met de omgeving gedragen worden door vrijheid. Er kan geen sprake zijn van een leraar – leerling verhouding. De omgeving moet zich absoluut vrij voelen om al of niet affiniteit te hebben voor hetgeen de gestigmatiseerde schenken wil; daar mag nimmer een moreel oordeel aan worden verbonden.
5
Er kan in bepaalde gevallen sprake zijn van een ‘mislukte inwijding’, of van bedrog of psycho-pathologische zelfverminking. Bij de huidige professionele begeleiding van deze verschijnselen blijkt dit al heel snel; vroeger kan dit anders zijn geweest.
De theologische fundering van het verschijnsel is voortdurend in beweging. Gedurende een groot deel van de twintigste eeuw is de historisch-kritische exegese in hoge mate bepalend geweest voor de inzichten over Jezus’ leven. De zgn. ontmythologiseringstheologie had grote problemen met het aanvaarden van bovennatuurlijke oorzaken van waargenomen verschijnselen. Wat te doen met zoiets als stigmatisatie?
Dit is b.v. aan de orde geweest bij het beoordelen door de katholieke kerk van de stigmatisering van de Franciscaan Padre Pio (1887 – 1968).
Maar ook zijn binnen de Orde der Franciscanen vraagtekens gezet bij de stigmatisering van Franciscus zelf, bijna 800 jaar geleden. Zo organiseerden de Nederlandse Franciscanen in oktober 2004 een symposium over de vraag: wanneer Franciscus van Assisi niet ‘echt’ gestigmatiseerd is geweest, wat was er dan wel aan de hand? Het verslag van deze conferentie is samengevat in een boekje (lit. 10). Duidelijk is dat de vraag niet ‘technisch’ kon worden opgelost. Maar wel bleek uit het boekje opnieuw hoe ongelooflijk inspirerend het leven en werken van Il Poverello zelf zijn, ook vandaag de dag. Het congres ging eigenlijk over hem, en niet over zijn stigmata!
Man kan de vraag stellen waarom er maar twee jaar verliepen tussen de stigmatisatie van Franciscus op 24 september 1224 en zijn overlijden op 3 oktober 1226. En wat heeft hij in die tussentijd gedaan? Daar is ook niet veel over bekend, alleen dat hij niet lang na de stigmatisatie het Zonnelied heeft gezongen.
Het stigmatagebeuren is volop in beweging. Het wordt ook steeds meer een mondiaal verschijnsel en beperkt zich steeds minder tot de directe geloofsgemeenschap van de katholieke kerk. Het wordt in toenemende mate een geïndividualiseerd proces. De omgeving heeft daarbij een omhullende, ondersteunende taak.
Stigmatisatie in het licht van de antroposofie.
Rudolf Steiner heeft zich op enkele plaatsen over stigmata uitgesproken. Hij heeft zich daarbij vermoedelijk mede gebaseerd op occult onderzoek (van de zgn. Akasha kroniek).
Kenmerkend daarvan is dat hij in achtereenvolgende voordrachten verslag uitbracht van de stand van zijn onderzoek. Wanneer men die voordrachten dan na elkaar doorneemt ziet men een ontwikkeling die zijn inzicht op dit terrein heeft doorgemaakt.
Van 22 augustus t/m 4 september 1906 hield Rudolf Steiner 14 voordrachten in Stuttgart. Tijdens de laatste twee voordrachten besprak hij drie scholingswegen: de oosterse (yoga) scholing, de christelijke scholingsweg en de Rozenkruizers-scholingsweg.
Tijdens de voordracht op 3 september beschreef hij de christelijke scholingsweg, waarbij hij zeven trappen noemde. De eerste trap is de Voetwassing. Tijdens de vierde trap, die van de Kruisiging, treden op de plaatsen van de stigmata rode vlekken op. De zevende trap is die van de Opstanding, en deze kan men niet in woorden beschrijven. Aansluitend zei hij : “Wanneer de mens deze zevende trap heeft doorleefd, dan is het christendom een innerlijke beleving van
6
zijn ziel geworden. Hij is dan geheel verenigd met de Christus Jezus; de Christus Jezus is in hem” (eigen vertaling lit. 11).
Rudolf Steiner ging hierop door in zijn voordrachten van 6 juni 1907 in München, 30 mei 1908 in Hamburg en 14 oktober 1911 in Karlsruhe. Deze voordrachten zijn samengevat in de notitie ‘Stigmata in het licht van de antroposofie’(lit. 7).
In de voordracht van 6 juni 1907 werd voor de eerste maal de zesde trap aangeduid als ‘graflegging en opstanding’ en de zevende trap als ‘hemelvaart’.
In de voordracht van 30 mei 1908 werd voor het eerst gesproken over het optreden van de stigmata.
In de voordracht van 14 oktober 1911 werd daarnaast ook gesteld dat bij de stigmatisatie een begin wordt gemaakt met het ontvangen van het ‘fantoom’ (ook wel aan geduid als ‘opstandingslichaam’). Dit laatste aspect kreeg in verschillende voordrachten van deze serie veel aandacht.
De grondhouding voor deze scholingsweg is de nederigheid. Het resultaat is de ‘katharsis’, ofwel de zuivering.
Het is duidelijk dat Rudolf Steiner in alle genoemde voordrachten met het diepste respect over het optreden van stigmatisatie sprak.
Bij alle vier genoemde voordrachten werd de christelijke scholingsweg, die tot stigmatisatie kan leiden, naast de zgn. Rozenkruizers-scholingsweg genoemd. Beide wegen kunnen tot hetzelfde resultaat voeren.
De christelijke scholingsweg vraagt om een zekere mate van afzondering, zodat zij slechts voor weinigen de aangewezen weg zal zijn. Verder vereist deze weg een bewuste aanvaarding van het Christus-gebeuren als historisch feit, waarbij het Evangelie van Johannes, met name het eerste deel over de ‘Logos’, en de Apocalyps voor de betrokkene levende spirituele bronnen moeten zijn.
De Rozenkruizers-scholingsweg laat meer mogelijkheden open. Christus kan daarbij zowel expliciet als impliciet worden beleefd. Bij de expliciete beleving kan er een zekere verwantschap met de christelijke scholingsweg optreden. Bij de impliciete beleving kan de concrete duiding van het woord ‘Christus’ eventueel zelfs helemaal achterwege blijven. Hierbij blijkt hoever de vrijheid van de mens zich heeft kunnen ontwikkelen.
Wanneer wij proberen om een vertaalslag te maken naar de huidige cultuur, waarin de ontmoeting met Christus centraal staat, dan zou men kunnen stellen dat deze ontmoeting heel goed een impliciet karakter kan dragen. Het geweten is daarbij de bron van de impliciete Christus geworden. Maar er kan ook sprake zijn van een explicitering, tot in het fysieke toe. Dan kan er sprake zijn van een begin van een bewust streven naar een vereniging met Christus.
Uiteraard gaat het in beide gevallen niet om het Christuswezen in zijn volle omvang; de ontmoeting daarmee zouden wij niet kunnen verdragen – laat staan de vereniging ermee!
Het gaat om dat (hele kleine) deel waarmee wij de ontmoeting of de vereniging kunnen verdragen.
Het is maar één maal voorgekomen dat het Christuswezen zich in zijn volle omvang met een mens verbond; dat was op het moment van de kruisdood van Jezus.
7
Het is duidelijk dat beide scholingswegen elkaar kunnen aanvullen en versterken.
Dat zou wel eens de reden kunnen zijn dat Rudolf Steiner deze beide wegen zo duidelijk naast elkaar heeft vermeld.
Het gaat hierbij om het hart van de antroposofie. Bij beide scholingswegen gaat het om doorchristelijking. Dat laatste wordt beschreven in de vierde strofe van de Grondsteenspreuk, die gaat over de betekenis van het “keerpunt der tijden”. Ieder mens kan – als hij dat wil – het ‘Licht van Christus’ ontvangen. Vervolgens werkt hij dat zelf om tot de ‘wijsheid van de koningen’ en de ‘liefde van de herders’, om er vervolgens mee aan de slag te gaan.
Opdat ,goed worde wat wij vanuit ons hart oprichten, wat wij vanuit ons hoofd doelbewust leiden willen’.
Er wordt binnen de antroposofische vereniging soms verwezen naar het standpunt dat Ita Wegman indertijd innam over de stigmatisatie van Therese Neumann. Zij heeft daarover in 1927 een artikel geschreven (lit. 12). Ita Wegman wees daarbij stigmatisatie uitdrukkelijk af. De vraag is hoe dit te rijmen valt met de positieve benadering van Rudolf Steiner. Wanneer men de biografie van Ita Wegman daarop onderzoekt blijkt dat zij hoogstwaarschijnlijk niet aanwezig is geweest bij de voordrachten die Rudolf Steiner over stigmata heeft gehouden. Daarover is ook een notitie geschreven (lit. 13).
In het werk van Rudolf Steiner nemen karma en reïncarnatie een zeer belangrijke plaats in. Je kunt daarbij de vraag stellen wat de karmische gevolgen van stigmatisatie zouden kunnen zijn.
Rudolf Steiner heeft daar, voor zover ik weet, zelf nooit iets over gezegd.
In het voorafgaande hoofdstuk is de vraag gesteld wat de betekenis was van de stigmatisatie van Franciscus zo’n twee jaar voor zijn overlijden. Ik denk niet dat het hierbij ging om een soort ‘hoogste Koninklijke Onderscheiding’ die aan iemand bijna postuum wordt toegekend.
In de voordrachten die Rudolf Steiner op 29 mei 1912 in Norrköping (GA 155) en op 18 december 1912 in Neuchatel (GA 130) hield sprak hij over een vorige en een toekomstige incarnatie van de individualiteit van Franciscus. Deze was rond het jaar 700 geïncarneerd geweest als leerling van een christelijk-boeddhistische school aan de Zwarte Zee. Dat verklaart het bijzondere karakter van de orde. Na zijn incarnatie in Franciscus van Assisi is deze individualiteit daarna nog slechts één maal kort op aarde verschenen; de betreffende persoon is als kind gestorven. Daarna is hij niet meer geïncarneerd.
Kan het zijn dat deze individualiteit inderdaad zijn werkzaamheid vanuit de geestelijke wereld op aarde voortzet, en wel zodanig dat wij de gevolgen ervan ook kunnen ervaren?
En zou daar de stigmatisatie, zo betrekkelijk kort voor het overlijden, een bijdrage aan hebben kunnen geven? In dit licht krijgt de grote betekenis die Franciscus tot op de dag van vandaag voor vele mensen heeft wellicht weer een nieuwe dimensie.
Valt er vanuit de antroposofie ook iets te zeggen over het tijdstip waarop stigmata gaan voorkomen, t.w. de 13e eeuw?
In zijn voordracht van 15 februari 1909 in Berlijn besprak Rudolf Steiner de zielekwaliteiten die voor de mystiek nodig zijn (GA 107 en 109). Daarbij gaat het vooral om de doorchristelijkte bewustzijnsziel. De twaalfde en dertiende eeuw vormen de overgang naar de zgn. bewustzijnszielenperiode. Dat zou dus een vingerwijzing kunnen zijn.
8
Het toekomstperspectief
Rudolf Steiner beschrijft in zijn autobiografie hoe hij vlak voor het jaar 1900 een Christuservaring heeft gehad. Hij schrijft daarover: “De ontwikkeling van mijn ziel vond haar hoogtepunt toen ik geestelijk in de meest innerlijke en ernstige inzichtsviering voor het mysterie van Golgotha stond” (lit. 14, pag. 294).
Die ervaring heeft bij hem een fundamentele verandering teweeggebracht, die ook bepalend is geweest voor het karakter van de antroposofie. Daarin staat het begrip “Christusimpuls” centraal (inclusief de bijbehorende tegenkrachten!).
Hij heeft ook gewezen op het feit dat de westerse mens na 1900 in toenemende mate in staat zou zijn om ‘over de drempel’ te gaan.
De huidige ontwikkeling van wat ‘de nieuwe spiritualiteit’ wordt genoemd heeft daar ongetwijfeld mee te maken. Rudolf Steiner heeft in diverse boeken en voordrachten op deze ontwikkelingen gewezen.
Hij heeft er trouwens ook kanttekeningen bij geplaatst. Een nieuwe spiritualiteit zonder sociale dimensie is volgens hem contraproductief. Hij hield op 12 december 1918 een voordracht in Bern, waarin hij daarvoor uitdrukkelijk en in scherpe bewoordingen waarschuwde. Hij stelde dat “de Christusimpuls ons oproept om, vanuit een vrij zielsbesluit, bewust, de sociale impulsen op te nemen” (GA 186).
Wij hebben gezien dat deze sociale dimensie in feite ook “the proof of the pudding” is wanneer het om stigmatisatie gaat.
Ook in de christelijke theologie is een opmerkelijke ontwikkeling aan de gang. Terwijl in de twintigste eeuw de ontmythologiseringstheologie een grote rol speelde, is er sinds de afgelopen eeuwwisseling sprake van een kentering.
Bij veel mensen is sprake van een toenemende spirituele beleving. Dat uit zich o.m. in een Godservaring en in een beleving van een Christusontmoeting. Beide processen hebben een uitgesproken persoonlijk karakter. Verschillende theologen zijn hiermee bezig; in Nederland zijn dat b.v. de PKN-theologen Henk de Roest en Martien Brinkman. Bij de Roest gaat het vooral om wat er direct om ons heen gebeurt, bij Brinkman om de mondiale trends.
In ditzelfde patroon past het gegeven dat er in de westerse wereld sprake is van een toenemende maatschappelijke aanvaarding van de reïncarnatiegedachte. Ook die kun je ‘meten’ en men komt dan op ca. 25% van de bevolking in Europa en N. Amerika, die zich in reïncarnatie kan vinden.
Rudolf Steiner geeft in de ontwikkeling van mens en mensheid zeven fasen aan. Hij noemde die ‘cultuurperioden’. De vierde cultuurperiode situeerde hij van 747 v. Chr, tot 1413 na Chr., de vijfde van 1413 tot 3573. Wij bevinden ons in deze vijfde cultuurperiode.
Daarin bereiden wij ons ook voor op de zesde cultuurperiode, die over ruim 1500 jaar zal beginnen. Kenmerkend voor deze zesde periode is de ontwikkeling van de onvoorwaardelijke liefde, die Rudolf Steiner aanduidde als “de sleutel van David”.
Deze periode noemde hij ‘Philadelphia’, naar de aanduidingen van de zeven gemeenten in het Boek der Openbaringen.
Wij bevinden ons dus bijna halverwege tussen ‘Golgotha’ en ‘Philadelphia’.
Het ontwikkelingsproces van onze tijd vraagt om ‘doorchristelijking’. Daarbij werkt de Christusimpuls via de mens op de ontwikkeling van mens, mensheid en wereld. Aan de mens wordt daarbij, in vrijheid, om medewerking gevraagd: “Dieu a besoin des hommes” (God heeft de mensen nodig). Anders gebeurt er niets.
9
Er zitten drie aspecten aan dit doorchristelijkingsproces.
Het eerste aspect heeft te maken met de beleving van Christus. Dat gebeurt tijdens de dagelijkse levenspraktijk, maar kan ook plaatsvinden bij bijzondere momenten, zoals tijdens een cultus, het bezig zijn met de Schrift, of bij de ‘weg naar binnen’: bij persoonlijke meditatie of gebed.
Het tweede aspect is de bewustwording van wat er gebeurt. Men stelt vragen en probeert verbanden te leggen. Wat is er eigenlijk aan de hand? Dit is ook aan de orde bij exegese en theologie.
Het derde aspect heeft te maken met het verwerven van inzicht. Hoe plaatsen wij een en ander in het ontwikkelingsperspectief van ‘α tot ω’?
Bij alle drie aspecten kunnen de verworvenheden van de stigmatisatie, zoals die in het voorgaande zijn beschreven, een rol spelen. De antroposofie kan hierbij, als ‘weg tot inzicht’, voor een meerwaarde zorgen.
Literatuur
1. ‚Und wäre Er nicht auferstanden…Die Christusstationen auf dem Wege zum geistigen Menschen‘, met bijdragen van Peter Tradowsky, 3e druk 2009. De Nederlandse vertaling is in voorbereiding.
2. Wolfgang Garvelmann (†): ‘Sie sehen Christus – Erlebnisberichte von der Passionszeit und der Auferstehung Christi. Eine Konkordanz: Anna Katharina Emmerick, Therese Neumann, Judith von Halle‘. Verlag am Goetheanum, 2008.
3. Sergej O. Prokofieff: ‚Das Mysterium der Auferstehung im Lichte der Anthroposophie‘, Verlag Freies Geistesleben, 2008. Het gaat om de ‚Anhang‘.
4. Peter Tradowsky: ‚Stigmatisation – Ein Schicksal als Erkenntnisfrage‘, Verlag am Goetheanum, 2009.
5. Brief van het AAG bestuur aan W. Gutberlet en B. Hardorp van 28 oktober 2008.
6. Sergej O. Prokofieff: ,Und die Erde wird zur Sonne, Verlag des Ita Wegman Instituts, 2012. Ook hier gaat het om de ‚Anhang‘.
7. Rob Steinbuch: ,Stigmata in het licht van de antroposofie’ eigen uitgave 2011.
8. Johannes Maria Höcht: ,Träger der Wundmale Christi’, Christiana-Verlag, 2004.
9. Michael Hesemann: ,Stigmata – Sie tragen die Wundmale Christi‘ Verlag ‚Die Silberschnur‘ 2006.
10. W.M. Speelman (red.): ,Wondtekenen, wondertekenen – Over de stigmatisatie van Franciscus’ Van Gorcum 2006.
11. Rudolf Steiner: ‘Vor dem Tore der Theosophie’ GA 95, pag. 126 – 130).
12. Ita Wegman: ,Im Anbruch des Wirkens für eine Erweiterung der Heilkunst nach geisteswissentschaftlicher Menschenkunde‘ Jahrgang II, Heft 3/4 , September/Oktober 1927, Natura-Verlag, Arlesheim/Schweiz 1956.
13. Rob Steinbuch: ,Ita Wegman en Rudolf Steiner over Stigmata‘ eigen uitgave 2012.
14. Rudolf Steiner: ,Mijn levensweg’ Vrij Geestesleven 1993 wv-nr1 GA 28.
Lit. 5, 7, 12 en 13 worden op aanvraag toegezonden.
R.T. Rob) Steinbuch
Damhertlaan 129 3972 DD Driebergen
Tel. 0343.512491 E-Mail steinb@dds.nl
10
Publicaties van Judith von Halle
„Und wäre Er nicht auferstanden … Die Christus-Stationen auf dem Weg zum geistigen Menschen“, met bijdragen van Peter Tradowsky, 3e druk 2009.
„Das Vaterunser - Das lebendige Wort Gottes“ (I), 2e druk 2007, in het Nederlands vertaald (Het Onze Vader).
„Von den Geheimnissen des Kreuzweges und des Gralsblutes (II) “, 2e druk 2008.
„Das Abendmahl – Vom vorchristlichen Kultus zur Transsubstantiation (III)“, 2e druk 2008, in het Nederlands vertaald (Het Avondmaal).
„Von Krankheiten und Heilungen – und von der Mysteriensprache in den Evangelien (IV)“, 2007.
„Der Abstieg in die Erdenschichten – auf dem anthroposophischen Schulungsweg (V)“, 2e druk 2009.
„Vom Mysterium des Lazarus und der drei Johannes - Johannes der Taufer - Johannes der Evangelist – Johannes Zebedäus (VI)“, 2009.
„Vom Leben in der Zeitenwende - und seinen spirituellen Hintergründen (VII)“, 2009.
„Der Weihnachtsgedanke der Isis-Horus-Mythe - Vom monotheistischen Urverständnis der ägyptischen Mysterien (VIII)“, 2009.
„Das Christliche aus dem Holze herausschlagen…- Rudolf Steiner, Edith Maryon und die Christus-Plastik“, 2e druk 2008.
„Die Holzplastik des Goetheanum - Der Menschheitsrepräsentant zwischen Luzifer und Ahriman“, samen met John Wilkes (†), 2008.
„Die Demenzerkrankung – Anthroposophische Gesichtspunkte“, 2e druk 2010.
„Die Christus-Begegnung der Gegenwart und der Geist des Goetheanum“, 2010.
„Krise und Chance - Die Freie Hochschule und ihre Bedeutung für das Karma der Anthroposophischen Gesellschaft“, 2010.
„Joseph von Arimathia und der Weg des heiligen Gral (IX)“, 2011.
„Rudolf Steiner, Meister der weissen Loge – zur okkulten Biographie“, 2011.
„Die Jünger Christi – Vom Mysterienhintergrund der zwölf Apostel (X)“, 2012.
De boeken met een Romeinse cijfer vormen de reeks “Beiträge zum Verständnis des Christus-Ereignisses“.
De Duitse boeken worden uitgegeven door het Verlag für Anthroposophie in Dornach, de Nederlandse vertalingen door Uitgeverij Christofoor in Zeist.

zie ook